Het onze Vader

Dit gebed is vaak te horen bij een maaltijd, kerkdienst, begrafenis, e.d. Dat gebeurt ongetwijfeld met oprechte bedoelingen, maar de eerlijke vraag is wel of de Heer het heeft bedoeld als een formuliergebed, dus een gebed dat elke keer met precies dezelfde woorden moet worden uitgesproken.
Anderen gebruiken het helemaal niet omdat het deel uitmaakt van de z.g. bergrede (Mattheüs 5 - 7), en die zou niet voor christenen bedoeld zijn.

Enkele aandachtspunten

  1. Er zijn twee verschillende weergaven van dit gebed, namelijk in Mattheüs 6: 9 - 13 en in Lukas 11: 2 - 3. Die verschillen maken het niet goed mogelijk om er één standaard gebed van te maken.
  2. In Lukas 11 spreekt de Heer dit gebed uit als antwoord op de vraag van de discipelen: “Heer, leer ons bidden”1. In Mattheüs 6 niet.
  3. We beperken ons tot het gebed in Mattheüs 6, omdat die versie altijd gebruikt wordt als het onze Vader wordt uitgesproken.
  4. Het onderwijs in de bergrede is bedoeld voor discipelen en gaat over het koninkrijk der hemelen. Wat moet een christen ermee? In Vergelijking koninkrijk - gemeente wordt uitgelegd dat een christen vandaag hoort bij de gemeente, maar ook een discipel is in het koninkrijk.
    We gebruiken de termen christen en discipel dan ook allebei, want dit onderwijs betreft ons leven als gelovigen in deze wereld. Voor elke discipel/christen vandaag is het elementaire onderwijs in de bergrede dan ook van het grootste belang om het verschil te begrijpen met de mensen zonder God.
    Als de Heer de bergrede uitspreekt zijn de discipelen nog uitsluitend Joodse mannen, maar in Mattheüs 132 gaat Hij bij de zee (van de volken) zitten en wordt de wereld het werkterrein3. Ook niet-Joden kunnen discipelen worden. En dat blijft daarna zo4.
  5. Mattheüs sluit met de naam Vader nauw aan bij het begrip van de vrome Jood in het Oude Testament. Die weet dat God Zijn volk verwekt én voortgebracht heeft5. God de Vader zal hen altijd leiden en verzorgen. Evenzo kan een discipel zijn Vader in de hemel blindelings vertrouwen.
    Dat is een groot verschil met Johannes. Hij beschrijft de openbaring van God als Vader in de menswording van Zijn Zoon6. Dat was dus vóór dat moment onbekend! Die openbaring gaat dan ook veel verder dan een verzorgende taak.
    Mattheüs stipt dit thema alleen kort aan7.

Mattheüs 6: 1 - 18 is het vervolg op de wens van de Heer: “Wees dan volmaakt, zoals ook uw hemelse Vader volmaakt is”8. Bij dit woord “volmaakt” ligt de nadruk meer op goedheid die zichtbaar wordt dan op perfect zijn (vergelijk Mattheüs 19: 219), en zo wordt het verder in dit artikel gebruikt. Als een discipel die goedheid laat zien vertoont hij het karakter van zijn hemelse Vader.

Volmaakt zijn komt overeen met “gerechtigheid doen”10. De Heer noemt drie terreinen waarop Hij dat graag wil merken: weldadigheid bewijzen (6: 2 - 4), bidden (6: 5 - 15) en vasten (6: 16 - 18). Op elk terrein bevinden zich huichelaars. Een huichelaar (letterlijk: hypocriet) is iemand die op het toneel de rol van iemand anders speelt. Hij is niet zichzelf.
Later maakt de Heer duidelijk dat hij bij huichelaars vooral denkt aan de schiftgeleerden en farizeeën11, mensen die aan de buitenkant mooi lijken maar aan de binnenkant dood zijn.
Van deze drie terreinen kijken we nu alleen naar het bidden.

Bidden

In tegenstelling tot zulke huichelaars bidt een discipel in de afgesloten binnenkamer, en gebruikt geen omhaal van woorden (letterlijk: lege herhalingen). “Uw vader weet immers al wat u nodig hebt, voordat u het Hem vraagt”.
Hiermee is het verschil in bidden tussen een discipel en een huichelaar scherp getekend. Maar dat betekent nog niet dat een discipel nu alles begrepen heeft. Later legt de Heer uit dat het ultieme doel van een discipel is om te worden als de Meester12. Dat is een geestelijk groeiproces, en de manier van bidden weerspiegelt die groei.

We lezen regel voor regel verder en proberen het heel persoonlijk in te vullen. Elke regel komt elders in het evangelie of Nieuwe Testament uitvoeriger aan bod in het onderwijs over het koninkrijk.

“Bidt u dan zó”

Letterlijk staat er: bidt u dan op deze manier. Dit slaat niet op een uiterlijke verandering tijdens het bidden, want dat heeft de Heer in de voorgaande verzen al besproken. Uit het vervolg blijkt dat Hij een inhoudelijke verandering wil zien.
Tot nu toe ging het bidden over wat wij nodig hebben. Dat is natuurlijk prima, maar er is méér!
De eerste drie regels in dit gebed zijn namelijk allemaal gericht op de eer van onze Vader, en niet op onze behoeften.
Die verandering in bidden is een prachtig signaal van groeien in volmaaktheid.

1) “Onze Vader die in de hemelen bent, moge Uw naam worden geheiligd,”

In de hemel wordt Gods naam geheiligd door de eerbiedige houding van de serafs13. Tijdens het Messiaanse rijk zal ieder, van klein tot groot, Gods naam kennen en zich er met grote eerbied naar gedragen14.
Nu ziet de wereld er nog totaal anders uit, maar het hoort mijn gebed te zijn dat ik in deze goddeloze wereld een eerbiedige, vrome houding heb naar mijn Vader in de hemel, zodat Zijn naam wordt geheiligd in mijn leven op aarde.

2) “moge uw koninkrijk komen,”

Hier horen we voor het eerst dat onze Vader een koninkrijk heeft. Dat is niet een ánder koninkrijk dan het koninkrijk der hemelen, maar het betreft de openlijke fase ervan tijdens het Messiaanse rijk. Daarin zal de Vader op twee manieren de aandacht krijgen:

  1. de rechtvaardigen zullen dan schitteren als de zon15. Dat zijn de discipelen die nu steeds meer in volmaaktheid op hun Vader gaan lijken, en Die daarvoor straks alle eer zal ontvangen.
  2. na de instelling van het avondmaal, kijkt de Heer Jezus verlangend uit om de wijn opnieuw te drinken in “het koninkrijk van mijn Vader”, wanneer het nieuwe verbond openlijk functioneert16.

In het Messiaanse rijk zal blijken dat de Vader in staat is geweest om vele discipelen uit Joden en heidenen te bewaren, zodat zij kunnen delen in de glorie en de blijdschap van de Heer Jezus.
Het is mijn gebed dat ik vol verlangen uitzie naar het moment dat op aarde de naam van de Vader en Zijn Zoon op ieders tong zal zijn17. Het gevolg is dan namelijk dat ik er nu ook steeds vrijmoediger over zal spreken.

3) “moge uw wil gebeuren, zoals in de hemel, zo ook op de aarde.”

Zonder twijfel wordt de wil van onze Vader in de hemel altijd uitgevoerd, en dat zal in het Messiaanse rijk ook zo zijn. Maar een discipel verlangt er nú al naar om Zijn wil te doen, ook al kost dat offers. De Heer Jezus is daarin een schitterend voorbeeld: “niet zoals Ik wil, maar zoals U wilt”18.
Het is zelfs het eerste kenmerk van een echte discipel19.
Als dat mijn gebed is dan brengt het mij in een intieme omgang met de Heer Jezus20, en krijg ik liefde voor verloren zielen, met name voor kinderen21.

In deze eerste drie gebeden verlang ik ernaar dat mijn leven gekenmerkt wordt door diepe eerbied voor en gehoorzaamheid aan mijn Vader. In de volgende drie vraag ik om hulp zodat mijn gezindheid volmaakt is in alledaagse dingen.

4) “Geef ons heden ons toereikend brood.”

Dit gebed houdt in dat ik al dankbaar ben voor het brood dat toereikend is voor vandaag, en dat ik mij geen zorgen maak over morgen. De Heer werkt dat verder uit in Mattheüs 6: 25 - 34, en zegt dan dat het leven van de volken wordt beheerst door voedsel en kleding, maar dat een discipel “eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid zoekt”.
Deze aardse dingen vragen wel enige aandacht, maar een discipel wil leren om tevreden te zijn in elke omstandigheid22.
Het is mijn gebed dat mijn leven beheerst wordt door Hem die mij in dienst nam23.

5) “Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren.”

Dit is niet het gebed van een zondaar, want hij kan zichzelf niet als voorbeeld stellen. De zondaar komt in geloof tot God op grond van genade. Dat is de kern van het evangelie van Gods genade24.
Nee, dit is het gebed van een discipel, die de eerste les van de bergrede goed begrepen heeft: “gelukkig de armen van geest, want van hen is het koninkrijk der hemelen”25. Een arme van geest is niet iemand met een geestelijke beperking, maar iemand die van zichzelf klein denkt en een diep ontzag voor Gods Woord heeft26.
Hij beseft hoeveel hem vergeven is en zal daarom zijn schuldenaars (mensen die bij hem in het krijt staan, hem onjuist behandeld hebben, enz.) van harte vergeven. Alleen in die gezindheid kan ik vrijmoedig bij mijn Vader komen en om vergeving vragen als ik iets te belijden heb.
De Heer Jezus werkt deze houding verder uit in Mattheüs 18: 21 - 35.
Ik bid om zo’n vergevingsgezinde houding naar mijn omgeving.

6) “Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.”

Ook dit gebed gaat niet om een zondaar die het evangelie heeft aangenomen, want die is in principe vrij van de macht van de zonde27. Maar in de praktijk dient hij zich na zijn bekering voor de zonde dood te houden28. Zo bidt een discipel die zijn eigen kwetsbaarheid een beetje kent en weet wat verzoekingen kunnen doen.
Er zijn twee soorten verzoekingen. Als God Abraham verzoekt is dat om zijn grote geloof zichtbaar te maken29. Dan komt het goede tevoorschijn.
Maar er is ook verzoeking met het kwade. Dat komt nooit van God, maar wordt veroorzaakt door mijn eigen begeerte. Dat leidt tot zonde30.
Die verzoeking kan echter wél onder Gods toelating gebeuren.
De Geest leidt de Heer Jezus in de woestijn waar de duivel hem verzoekt, maar alleen het goede komt dan tevoorschijn31. Maar als satan David aanzet tot een volkstelling32, terwijl God dat toelaat33, moet duidelijk worden dat het met David op dat moment niet goed zit.
Het is mijn gebed dat de boze geen aanleiding vindt om in mijn leven te komen, maar dat ik lijk op mijn Heer34.

“Want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen”

Deze woorden komen alleen voor in de jongere handschriften van de oorspronkelijke tekst, en zijn er kennelijk later aan toegevoegd. We laten die daarom buiten beschouwing.

Meelezen

1
Lukas 11: 1
Heer, leer ons bidden
2
Mattheüs 13: 1
Op die dag verliet ​Jezus​ het huis en ging bij de zee zitten.
3
Mattheüs 13: 38
De ​akker​ is de wereld, het goede ​zaad​ zijn de ​kinderen​ van het Koninkrijk en het onkruid zijn de ​kinderen​ van de boze.
4
Mattheüs 28: 19
Gaat dan heen, maakt alle volken tot discipelen, hen dopend tot de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest
5
Deuteronomium 32: 18
De Rots Die u verwekt heeft, hebt u veronachtzaamd, en u hebt de God Die u gebaard heeft, vergeten.
6
Johannes 1: 18
Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon die in de schoot van de Vader is, die heeft Hem verklaard.
7
Mattheüs 11: 27
niemand kent de Zoon dan de Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon, en hij aan wie de Zoon Hem wil openbaren.
8
Mattheüs 5: 48
9
Mattheüs 19: 21
Als u volmaakt wilt zijn, ga dan heen, verkoop wat u hebt, en geef het aan de armen
10
Mattheüs 6: 1
Past er echter voor op dat u uw gerechtigheid niet doet voor het oog van de mensen
11
Mattheüs 23: 13
wee u, ​schriftgeleerden​ en ​farizeeën, huichelaars
12
Mattheüs 10: 25
Het is de discipel genoeg dat hij wordt als zijn Meester
13
Jesaja 6: 2 - 3
Serafs​ stonden boven Hem. Ieder had zes vleugels: met twee bedekte ieder zijn gezicht, met twee bedekte hij zijn voeten, en met twee vloog hij.
De één riep tot de ander: Heilig, ​heilig, ​heilig​ is de HEERE der heerscharen;
14
Hebreeën 8: 11
Want zij allen zullen Mij kennen, van klein tot groot onder hen.
15
Mattheüs 13: 43
16
Mattheüs 26: 28 - 29
17
2 Timotheüs 4: 8
niet alleen mij, maar ook allen die Zijn verschijning hebben liefgehad
18
Mattheüs 26: 39
19
Mattheüs 7: 21
Niet ieder die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is.
20
Mattheüs 12: 50
Want wie de wil van Mijn Vader doet, Die in de hemelen is, die is Mijn broeder en zuster en moeder.
21
Mattheüs 18: 14
Zo is het ook niet de wil van uw Vader, Die in de hemelen is, dat een van deze kleinen verloren gaat.
22
Filippi 4: 11
ik heb geleerd tevreden te zijn in de omstandigheden waarin ik verkeer.
23
2 Timotheüs 2: 4
Niemand die als soldaat dient, wikkelt zich in de zorgen van het leven, opdat hij hem behaagt die hem in dienst genomen heeft.
24
Romeinen 4: 5
Bij hem echter die niet werkt, maar gelooft in Hem Die de goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot ​gerechtigheid
25
Mattheüs 5: 3
26
Jesaja 66: 2
Maar Ik zal zien op deze, op de ellendige en verslagene van geest, en wie voor Mijn woord beeft.
27
Romeinen 8: 2
Want de wet van de Geest van het leven in ​Christus​ ​Jezus​ heeft mij vrijgemaakt van de wet van de ​zonde​ en van de dood
28
Romeinen 6: 10
rekent het ervoor ten opzichte van de zonde dood te zijn
29
Genesis 22: 1 - 12
30
Jakobus 1: 13 - 15
31
Mattheüs 4: 1 - 10
32
1 Kronieken 21: 1
Toen stond de ​satan​ op tegen Israël, en hij zette ​David​ ertoe aan om Israël te tellen
33
2 Samuël 24: 1
Hij zette ​David​ tegen hen op door te zeggen: Ga Israël en Juda tellen.
34
Johannes 14: 30
De overste van deze wereld komt en heeft in Mij helemaal niets