De naam Obadja komt veel voor in de Bijbel.
Er zijn minstens twaalf personen die zo heten, van wie Achabs hofmaarschalk de bekendste is.
Met gevaar voor eigen leven verbergt en verzorgt hij honderd profeten.1
Van de profeet Obadja is helemaal niets bekend, behalve dan dat hij een gezicht over Edom heeft doorgegeven.
Het moment waarop hij dat gezicht krijgt is in ieder geval ná de wegvoering van Juda naar Babel,
want hij neemt het Edom kwalijk dat zij blij waren toen de Judeeërs werden weggevoerd en zij hun gebied
konden binnentrekken.2.
Er is een bepaalde overeenkomst met Nahum.
Zoals Nahum zich richt tot Ninevé, zo richt Obadja zich tot Edom. Maar van beiden lijken hun woorden
vooral als bemoediging voor Juda bedoeld te zijn.
Met name de laatste woorden "het koningschap zal van de Here zijn"3 wijzen in die richting.
Er zijn nogal wat profetieën over Edom en bijna allemaal sterk veroordelend.
Dat geldt voor meer vijandelijke volken, maar het is opvallend hoe negatief God is over Edom.
De oorzaak hiervan is Ezau, de vader van de Edomieten.4
God legt een duidelijk verband tussen Ezau en Edom, door er driemaal op te wijzen dat Ezau Edom
is.5
Als iets éénmaal in de Bijbel staat is het belangrijk, maar door dit driemaal te noemen
zegt God dat we Zijn visie op Edom alleen goed kunnen begrijpen als we weten hoe Hij over Ezau denkt.
De karaktertrekken van Ezau blijven zichtbaar in de Edomieten.
Obadja toont Edoms houding tegenover Israël en Gods antwoord daarop. Het is daarom belangrijk om terug te gaan naar Ezau's houding t.o.v. Jakob.
Rebekka merkt tijdens haar zwangerschap dat de kinderen in haar schoot hard tegen elkaar stoten.
Zij gaat de Heer daarover raadplegen en Hij antwoordt haar: "Er zijn twee volken in uw schoot ... en
de oudste zal de jongste dienen".6
Dus voordat de tweeling geboren is en niets goed of kwaad gedaan heeft, heeft God de jongste
uitverkoren.7
Jakob zal de grote zegen van God ontvangen alsof hij de eerstgeborene is, en niet Ezau.
Rebekka zal Gods antwoord ongetwijfeld aan haar lievelingszoon Jakob verteld hebben,
maar desondanks maakt Jakob zich zorgen over de goede afloop.
Wanneer Ezau vermoeid van de jacht thuiskomt, ziet Jakob een mogelijkheid om zich van het eerstgeboorterecht
te verzekeren. Alsof hij God een handje moet helpen!
Hongerig vraagt Ezau om "dat rode, dat rode daar". Die vraag bezorgt hem de naam Edom (= "rood").8
Jakob stelt hem voor om van zijn eerstgeboorterecht afstand te doen in ruil voor een bord linzensoep.
Onverschillig accepteert Ezau dit voorstel.9
Later, als vader Izak de zegen zal gaan doorgeven maakt Jakob zich opnieuw zorgen.
Samen met zijn moeder Rebekka bedriegt hij zijn vader, die, denkend dat hij Ezau voor zich heeft, hem zegent
met de grote zegen.
Als Ezau korte tijd later het bedrog merkt, schreeuwt hij het uit van woede en huilt.
Vanaf dat moment is hij van plan Jakob te doden, zodra hun vader is overleden.
Zoals het er naar uitziet zal Izak immers binnen afzienbare tijd sterven?10
Gods zorgt er echter voor dat Izak nog 43 jaar leeft.
In die periode gebeurt er veel.
Niet alleen krijgt Jakob na zijn vlucht vrouwen, kinderen en veel vee, maar hij zal ook Ezau weer ontmoeten.
De nacht vóór die ontmoeting stuurt Jakob alles en iedereen naar de overkant van de rivier.
Hij blijft alleen achter, alleen met zijn angst.
Dan komt een engel en worstelt met hem.
Na die worsteling krijgt Jakob de naam Israël (= "vorst van God") en kan ieder aan zijn manier van
lopen zien dat hij met God geworsteld heeft.11
Jaren later begraven zij samen hun vader Izak.12
Het lijkt er dus op dat Ezau naar Jakob niet meer zo haatdragend is.
Zelfs de naam Machalat (= "vergeven") lijkt in die richting te wijzen. Zij is de vrouw die Ezau trouwt nadat
Jakob
naar Paddan-Aram is gevlucht.13
Maar God laat over Ezau geen twijfel bestaan.
Hij noemt hem "een ongoddelijke".
Ezau is zijn woede en onverschilligheid nooit kwijtgeraakt.
Hij heeft namelijk nooit een "plaats van berouw" gevonden, ondanks zijn tranen!14
God waarschuwt ons om niet verbitterd te worden, zoals de ongoddlijke Ezau.15
Deze waarschuwing is dus gericht tot gelovigen!
En terecht, want er is al heel wat onrust en bitterheid onder christenen ontstaan doordat men elkaar niet om
vergeving
kan vragen. Terwijl het toch niet zo moeilijk moet zijn om terug te denken aan het moment waarop elke gelovige
ooit
eens God om vergeving vroeg?
Het blijkt zelfs vaak al lastig te zijn om elkaar excuus aan te bieden.
Toch is dat lang niet grondig genoeg. Het is zelfs niet eens bijbels.
De enige bijbelse oplossing is berouw hebben en om vergeving vragen, zodat de ander vergeving kan schenken.
Beiden kunnen dan hun geschil begraven om er daarna nooit meer op terug te komen.
God kijkt door Ezau's buitenkant heen.
Daarom zegt Hij zo'n 1300 jaar later: "Jakob heb Ik liefgehad, maar Ezau heb Ik gehaat".16
Dat heeft niets te maken met Gods uitverkiezing, maar alles met hun gedrag.
Jakob en Ezau zondigen allebei, maar Jakob weet altijd weer God te vinden.
Ezau heeft zo'n omgang met God niet en dat maakt hem tot een ongoddelijke.
Even onverzoenlijk als Ezau naar Jakob, blijken de Edomieten naar Israël te zijn.
Dan kan God Edom alleen maar oordelen.
De geschiedenis gaat verder. De nakomelingen van Jakob en Ezau worden volken. Het volk Israël groeit op in Egypte. Na zo'n 400 jaar breekt het moment aan dat God hen naar hun eigen land gaat brengen. Ze zijn nog maar nauwelijks in de woestijn of ze worden aangevallen door Amalek.17
Amalek is de kleinzoon van Ezau.18
De aanval is buitengewoon laf. Zij richt zich op "de zwakken in de achterhoede", terwijl het volk
"moe en uitgeput" is.19
Dankzij de opgeheven staf van Mozes behaalt Israël de overwinning, maar God draagt
Zijn volk op om "de herinnering aan Amalek onder de hemel uit te wissen".20
Er is voor Amalek geen genade.
Na een lange woestijnreis komt Israël aan in Kades.
De kortste route naar de oversteekplaats bij Jericho loopt over het grondgebied van Edom en Moab.
Samen met Ammon zijn dit drie volken die een familieband met Israël hebben.
Ammon en Moab zijn de zonen van Lot, dus voor Israël zijn het de kinderen van de neef van hun
grootvader. Dit klinkt nog redelijk ver weg.
Maar met Edom ligt het anders. Dat zijn hun broeders. Dan mag Israël enige gastvrijheid
verwachten, zeker als het belooft om "de koninklijke weg" te gaan en dus niets van hun land te
gebruiken, tenzij tegen betaling.21
Edom is in die tijd al een sterk volk met als hoofdstad Petra.
Tot op de dag van vandaag zijn de rotswoningen te zien, waarin zij woonden en zich hoog verheven
voelden boven anderen.
Zij weigeren Israël de doortocht en trekken met een groot leger tegen hen op.
Vanwege die hoogmoedige houding zal God hen oordelen.22
Hierdoor wordt Israël gedwongen om helemaal om het grondgebied van Edom heen te trekken.
Dat houdt in dat men teruggaat naar de Schelfzee.
Tijdens die reis wordt het volk opstandig tegen God en tegen Mozes, zodat God hen vurige slangen stuurt.
Als Mozes voor hen bidt, draagt God hem op om een koperen slang te maken. God biedt redding
aan.23
Het wordt één van de mooiste voorbeelden van de eeuwige verlossing die later via
het kruis van de Heer Jezus wordt aangeboden.24
Inmiddels is Israël aangekomen in de vlakke velden van Moab.25
Balak, de koning van Moab, huurt Bileam in om het volk te vervloeken.
Maar Bileam kan alleen maar zegeningen uitspreken, terwijl hij door Balak steeds
naar een hogere berg wordt gebracht.
Op de hoogste berg, Peor (= "opensperring"), probeert Balak het voor de derde keer,26 maar
tevergeefs.
Dan jaagt Balak hem weg, maar voordat Bileam weer naar huis gaat spreekt hij zijn vierde zegen
uit.27
Daarin wijst hij op:
Het volk Israël weet niet dat dit zich afspeelt op de bergen rondom hen.
De haat van Amalek en Edom hebben zij wél leren kennen.
Toch beveelt God hen dat hún houding naar de Edomiet heel anders hoort te zijn, want
"hij is uw broeder".32
Opnieuw een belangrijke les voor ons geloofsleven.
Medechristenen kunnen ons minachten, afwijzen en zelfs haten, maar het mag onze houding
naar hén nooit veranderen. We hebben hen te behandelen zoals het gelovigen past.
Eeuwen later spreekt Jesaja over "de last van Duma".33
De naam Duma komt terug in Idumea34, het gebied ten zuiden van Juda.
Hier ligt ook Seïr dat God aan Edom had gegeven.35
In deze last wijst Jesaja op een merkwaardig trekje van Edom.
Zij weten dat Israël de grote zegen zal ontvangen en zij dus niet.
Zij beseffen daardoor dat het voor Israël dag wordt en voor hen nacht.
Maar als die beloofde situatie uitblijft vraagt Seïr (= Edom)
spottend aan de wachter in Israël hoe het met de nacht staat. In de trant van: komt er nog wat van?
De wachter antwoordt dat de morgen al is gekomen.
Het is weliswaar nog geen morgen, maar als God iets belooft komt het zeker. Daaraan twijfelt de wachter niet.
Maar even zeker komt ook de nacht! Ook daarover bestaat geen twijfel.
Toch heeft de wachter nog een andere boodschap.
Hij nodigt Edom uit om te vragen en om te komen.
Zolang het nog geen nacht is staat de deur van Gods genade open, zelfs voor Edom.
Edom kan God nooit verwijten dat hij bij voorbaat door God aan de kant is geschoven.
God wil zegenen, maar als Hij uiteindelijk moet oordelen is het zijn eigen schuld.
Dergelijke spot klinkt ook vandaag als het gaat om de komst van Heer.36
Die belofte is al tweeduizend jaar oud37, maar voor het geloof staat Zijn komst vast,
ook al zijn er spotters die net doen alsof het niet zal gebeuren.
Laat elke gelovige niet gaan twijfelen als de Heer nog even wegblijft, maar laat elke ongelovige beseffen dat
Gods naderende oordeel net zo zeker is.
Profeten als Jesaja spreken niet alleen over het oordeel over Israëls vijanden, maar ook over
Israël zélf.
Het zal zelfs als eerste geoordeeld worden, want God begint bij hen die het dichtst bij Hem staan.38
Eerst de tien stammen, daarna het tweestammenrijk Juda.
Tijdens Juda's wegvoering kijkt Edom vol leedvermaak toe. Zij hopen dat Jeruzalem helemaal vernield wordt
en sturen zelfs hun vluchtelingen terug naar de vijanden uit Babel.39
Dat schrikbeeld blijft Juda bij als zij in Babel zijn aangekomen.
Dan treuren zij niet alleen over Jeruzalem40, maar denken zij ook terug aan de misdragingen van Edom.41
God neemt Edoms houding naar Juda bijzonder kwalijk.
Edom gedraagt zich "als één van hen"42, als vijandelijke machten Jeruzalem
binnentrekken.
De eerste aanklacht van God is gericht op hun vijandelijk houding.
Maar God heeft nog een aanklacht.
Edom is erop uit om het grondgebied van Israël en Juda in bezit te nemen, zodra beide
volken zijn weggevoerd.43
Zo gedragen zij zich als hun vader Ezau, die de grote zegen van Jakob wil hebben.
Hoewel Israël door hun wangedrag in ballingschap moet gaan, zijn zíj het volk bij wie de
Heer wil wonen.
Dát is de grote zegen, en die is niet voor Edom.
De tweede aanklacht betreft het onterecht toeëigenen van de grote zegen.
Als gevolg van deze aanklachten wordt Edom verwoest.
Dat gebeurt door hetzelfde Babylonische leger dat ook Juda heeft weggevoerd.44
Veel Edomieten zijn naar Juda getrokken, maar worden verhinderd om er te gaan wonen.
Zo ontstaat Idumea, ten zuiden van Juda.
Er zijn nog twee opmerkelijke nakomelingen van Ezau:
De ballingschap van Israël en de verwoesting van Edom betekenen niet het einde van hun bestaan.
Israël en de volken rondom hen komen weer terug.
Psalmen en profeten spreken erover.
In Psalm 83 smeden de volken samen een plan om Israëls naam uit te roeien.51
Is dat plan al eens uitgevoerd? Nee, nog nooit.
Dit plan is wél steeds concreter geworden, vooral sinds 1948, maar het is er nog niet van gekomen.
Psalm 83 wijst op een verbond van volken tegen Israël.52
In dat rijtje volken is Edom de eerste, alsof zij het initiatief tot dit verbond hebben genomen!
Zij hebben Ammon en Moab (de zonen van Lot53) ingeschakeld om een leidende rol te spelen,
maar de grootste angst is toch wel dat "zelfs Assur zich bij hen gevoegd heeft".
Het feit dat de grote vijand Assur zich bij dit verbond voegt, toont aan dat ook Assur er in de eindtijd
weer bij zal zijn. En opnieuw zal het Israël schrik aanjagen.
Assur komt in de eindtijd terug als de koning van het Noorden.54
Het is heel treffend dat Edom (dat nog veel dichterbij Israël staat dan "de zonen van Lot")
in de eindtijd de initiatiefnemer is om zijn broeder Jakob55 van de kaart te vegen.
Wat zal Gods antwoord zijn?
Zodra dit verbond gesloten is stuurt God een bode onder de volken die tot dit verbond horen.56
Die bode brengt een boodschap van de Heer: "komt, laat ons daartegen optrekken ten strijde".
De uitwerking van deze boodschap is dus dat de volken elkaar oproepen om gezamenlijk op te trekken
ten strijde.
Tegen wie? Tegen Israël? Nee, tegen Edom, want de Heer zegt dit "over Edom".
Deze opmerkelijke openingszin is Gods zegevierend antwoord op de haat van Edom.
Hij neemt het voor Zijn volk op, en dat zal Edom weten!
Door Gods ingrijpen keert Edoms plan zich als een boemerang tegen henzélf.
Hun bondgenoten zenden de Edomieten naar de grenzen van hun gebied57 om hen leeg te
plunderen.58
Als volk worden zij nog niet direct omgebracht, maar alle bezittingen waarop ze zo trots waren worden
hen afgenomen, uitgerekend door hen die zij inhuren om Israël te vernietigen.
Na dit historische en profetische overzicht zijn de woorden van Obadja goed te volgen.
Zijn woorden komen deels terug bij profeten als Jeremia59, maar Obadja verkondigt ook dingen
die verder niemand anders zegt.
Dat maakt dit mooie boekje heel bijzonder, temeer omdat het zoveel lessen bevat voor ons geloofsleven.
Na het eerste openingsvers spreekt God rechtstreeks tot Edom.60
Hij zal hun hoogmoed teniet doen door hen uit hun hoge rotswoningen naar beneden te halen.
Wat een vernedering om "klein onder de volken" te worden, juist onder die volken die zij bij elkaar
hadden geroepen om Israël te verdelgen.
Edom denkt de hoogste plaats in dit verbond te krijgen, maar zij komt op de laagste plaats
terecht. Evenals Haman.
Hun 'vrienden' zullen zich erger gedragen dan dieven en duivenplukkers. Er zal niets overblijven.
Deze houding van onaantastbaarheid komt vandaag ook onder christenen voor. Men zit op ivoren torens, hoog verheven boven de rest en niemand lijkt zulke hoogmoed te kunnen aanpakken. Totdat God Zélf ingrijpt ...
Edom is ook trots op eigen wijsheid en inzicht,61 en met recht! Het is inderdaad een diplomatiek meesterwerk om dit verbond tussen zoveel verschillende volken te kunnen sluiten. Maar hoe groot hun wijsheid ook moge zijn, voor God blijft de misdaad tegen "hun broeder Jakob" staan als een groot kwaad. Zó vol haat hadden zij zich tegen hun broeder nooit mogen gedragen. Dat is de reden waarom zij "voor altijd worden uitgeroeid".62
Haat onder broeders (en zusters) neemt God hoog op. Dit hoort thuis onder ongelovigen, maar nooit onder Gods kinderen.63 God kan dat alleen maar oordelen.
Vooral in de Herziene Statenvertaling (HSV) zijn Gods verwijten over Edoms vijandelijke houding
duidelijk weergegeven.
Acht keer noemt God wat zij niet hadden mogen doen "op de dag van hun benauwdheid / ondergang".64
Edom heeft toegekeken in plaats van hulp te bieden.
Dat is erg, maar elk volgend verwijt wordt nog erger. Edom was blij, had een grote mond, en trok
de poort van "Mijn volk" binnen.65
Deze serie verwijten eindigt met de ergste wandaad: Edom leverde de vluchtelingen van Juda over
in de handen van de Babyloniërs.66
Elke geloofsgemeenschap krijgt te maken met problemen. Dat kan tot spanningen leiden.
Soms gaan gelovigen weg of leidt de spanning tot een scheuring.
Wat is dan de goede houding, met name van gelovigen uit andere kringen die dit zien?
In ieder geval geen leedvermaak of schampere opmerkingen, en al helemaal geen hooghartige
en afwijzende houding.
God verwacht helpende en biddende handen.
De dag des Heren is de oordeelsfase van 3½ jaar, die afsluit met de verschijning van Christus, waarna
de messiaanse regering begint van 1000 jaar gerechtigheid en vrede.67
In die oordeelsfase worden alle volken geoordeeld, ook Edom.
De voornaamste reden voor hun totale vernietiging is dat zij op Gods heilige berg gefeest hebben.
Die zegen was juist níet voor hen, maar voor Israël, dat hier weer nadrukkelijk
Jakob genoemd wordt.
God wijst daarmee op de parallel tussen Ezau en Jakob enerzijds en Edom en Israël anderzijds.
Obadja verkondigt hier als enige profeet dat Israël de Edomieten zal verslaan.68
Eerst berooft de noordelijke macht Edom van zijn goederen, maar het is Israël dat de Edomieten
als volk zal uitroeien, en wel zo grondig dat "niemand zal ontkomen".
Maar ook de Messias zal Zijn hand hebben in dit oordeel over Edom.69
De vraag is dan: wie zal het oordeel concreet uitoefenen, de Messias of Israël?
Jesaja en Obadja lijken te wijzen op een gezamenlijke actie van de Messias en Zijn volk.
De ballingen van Israël en de ballingen van Jeruzalem zijn allemaal weer terug in het land. Het hele volk woont weer in het beloofde land en deze keer zullen wél alle gebieden worden ingenomen, in tegenstelling tot de eerste keer.70 Israël zal in het zuiden het gebied van Edom en de Filistijnen in bezit nemen, maar ook in het noorden, zelfs Sarefat dat bij Sidon hoorde.71.
Het leger van Israël zal als verlossers de berg Sion bestijgen, die heilige plaats waarop Edom zijn
oog had laten vallen. Het wordt een totale bevrijding van Edom en al zijn bondgenoten.
Toch zal de bewondering niet naar Israël uitgaan.
In Jeruzalem zal een Koning zijn. Hij, de Here, zal regeren.72.
Ongekende vrede en gerechtigheid zullen vanuit Jeruzalem over de hele wereld stromen, dankzij de regering
van die Ene, Christus!