'Wie is Deze?' vroegen velen zich verwonderd af, toen zij hoorden en zagen wat Christus deed.
Die vraag leefde bij vriend en vijand: bij discipelen1, mensen in Jeruzalem2,
farizeeën3 en zelfs bij koning Herodes4.
Vandaag, zo'n 2000 jaar later, lijkt niemand die vraag nog te stellen.
Een mogelijke oorzaak zou kunnen zijn dat wij, christenen, na al die eeuwen een uiterst zwak
getuigenis hebben gegeven van onze Heer en Heiland (uitzonderingen daargelaten).
Maar niet alleen de vijandige wereld heeft geen interesse; ook onder christenen is nauwelijks
grondige kennis over Christus aanwezig (uitzonderingen daargelaten).
Dat is uiterst riskant, want het opent de deur voor allerlei dwaalleer.
Het is ongetwijfeld één van de allerbelangrijkste vragen in het christelijk geloof:
is Hij God, is Hij Mens, of allebei, en hoe dan?
Die vraag kan alleen beantwoord worden vanuit de enige goddelijke bron die we hebben:
het Woord van God.
En alleen de Heilige Geest laat ons dit Woord begrijpen5.
Dat geldt voor alle thema’s, maar zeker als het gaat over de Zoon van God.
Hij is de centrale Persoon om Wie alles gaat.
Over Hem mag geen enkel misverstand bestaan.
God geeft ons vier unieke 'portretten' van Zijn Zoon in de vier evangeliën:
Dit onderwerp is zó omvangrijk dat we uit Gods Woord slechts weinig kunnen aanhalen om zo duidelijk mogelijk te zien Wie Jezus Christus is:
Christus is in tweeërlei opzicht de Zoon van God
Johannes opent zijn evangelie met: 'In het begin was het Woord, en het Woord was bij God,
en het Woord was God'6.
Het Woord is de 'logos''.
Dat gaat niet alleen om een uitspraak, maar ook om de innerlijke gedachte van die uitspraak.
Vergelijk het met ons woord ‘rede’.
Dat wijst op onze innerlijke gedachten, maar ook op de woorden waarmee we onze gedachten aan anderen doorgeven.
Het Woord was ‘in [het] begin’ (dus zonder lidwoord).
Dat wijst op een willekeurig begin; vóórdat er iets geschapen was, ‘was’ het Woord er al.
Het was er vóór alle dingen7.
Vervolgens legt hij uit: 'Het Woord is vlees geworden … wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd,
als van een eniggeborene van een vader'8.
Geen enkel mens is vlees geworden (= mens geworden).
Dat kan alleen gezegd worden van iemand die er vóór dat moment al was, en dat is het Woord.
In het vleesgeworden Woord ziet men een eniggeborene van een vader,
dus iemand die in familierelatie tot een vader staat en daarin ‘eniggeboren’ (monógenès) is.
Die uitdrukking heeft niets te maken met ons idee over geboorte, maar betekent ‘enig in zijn soort’ of ‘uniek’.
Dan volgt de prachtige climax: 'de eniggeboren Zoon die in de schoot van de Vader is'9.
Dus op het moment dat Johannes en de anderen Hem zien is Hij het vleesgeworden Woord,
de eniggeboren Zoon, en bevindt Hij Zich tegelijkertijd in de schoot van de Vader.
Er zijn vele andere Schriftplaatsen te noemen,
maar alleen al de aanhef van dit evangelie10 maakt heel duidelijk:
Mattheüs en Lukas wijzen op de bovennatuurlijke verwekking van Gods Zoon in de maagd Maria.
Dat gebeurde 'uit de Heilige Geest'11; 'de Heilige Geest zal over u komen en
de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen;
daarom ook zal dat Heilige dat geboren zal worden, Gods Zoon genoemd worden'12.
Beiden brengen dit in verband met Israël: 'Hij zal zijn volk behouden van hun zonden'13 en
'God zal Hem de troon van zijn vader David geven'14.
Elke vrome Israëliet (zoals Nathanaël) keek uit naar de komst van de Zoon van God,
dat is de koning van Israël15.
Deze verwachting was gebaseerd op vele profetieën, zoals:
Zijn verwekking was dus bovennatuurlijk. Zijn geboorte was even natuurlijk als bij elk ander kind, eerder iets 'onder'-natuurlijk, want een baby wordt normaliter niet in een voerbak gelegd26. Daarom was dit een teken.
'Niemand heeft ooit God gezien'27 en
'God bewoont een ontoegankelijk licht, die geen mens gezien heeft of zien kan'28.
Het is dus voor een mens onmogelijk om God te zien.
Soms behaagde het Hem om in mensengedaante te verschijnen29.
Maar de komst van de Heer Jezus is uniek!
Het betekent niets anders dan dat God Mens is geworden.
Christus getuigt openlijk dat Hij de 'Ik ben' is.
Dat is de Naam waarmee God Zich bekend maakte aan Mozes
op het moment dat Hij Israël uit slavernij gaat verlossen30.
Johannes noemt enkele momenten in zijn evangelie:
Na Zijn dood en begrafenis, bewijst Hij Gods Zoon te zijn door Zélf uit de doden op te staan34.
Christus noemt zich vele malen 'Zoon des Mensen'. Letterlijk is dat 'zoon van een mens', of 'mensenkind', of gewoon 'mens'.
Hij is 'geboren uit een vrouw'35 net als ieder ander mens; Hij is daardoor méér mens dan Adam.
Hij 'nam toe in wijsheid en grootte en gunst bij God en mensen'36.
Hij is 'opgevoed' in Nazareth37, hoewel Hij uiteraard niets hoefde áf te leren.
Hij maakt kennis met 'gehoorzaamheid'38.
Hij was gewend om te gebieden en engelen staan altijd klaar om als dienende geesten ogenblikkelijk
te gehoorzamen39.
Nu leeft Hij Zélf elke dag in de situatie om onderdanig te zijn aan de door God gegeven overheden40:
zijn ouders41, overheden42 en God43.
De apostelen werken dit in hun brieven uit om Christus als ons voorbeeld te tonen.
Dat heeft natuurlijk geen betrekking op Zijn verzoenend sterven, want daarin kúnnen we Hem niet navolgen.
Maar wij mogen leren van Zijn nederigheid44.
Petrus beschrijft Zijn voorbeeld in zijn eerste brief45 en Paulus werkt dit nader uit in Filippi 2.
Hij schrijft dat Christus 'Zichzelf ontledigd' en 'Zichzelf vernederd' heeft, om daarna door
God 'uitermate verhoogd' te worden.
Christus was 'in de gestalte van God' (d.w.z. in niets van God te onderscheiden), maar heeft 'Zichzelf ontledigd'46
De eerste mens heeft zich willen verhogen, en voor hem was het wél een roof om God gelijk te willen zijn47.
De zondeval was het rampzalige gevolg.
Bij de tweede Mens, Christus, was het juist andersom.
Hij kwam uit de hemel en wás God, maar heeft 'de gestalte van een slaaf aangenomen en is de mensen gelijk geworden'.
Hierin heeft Hij 'Zichzelf ontledigd'.
Dit werkwoord is letterlijk 'leeg maken', en de tijdsaanduiding wijst op een eenmalige handeling in het verleden.
Het 'lege' wijst bij personen op 'zonder rijkdom of bezit'48.
Christus blééf in de 'gestalte' van God.
Hij hield niet op God te zijn, ook niet tijdelijk of gedeeltelijk tijdens Zijn leven op aarde.
Hij heeft Zich ontdaan van de uiterlijke heerlijkheid, zodat Hij niet van mensen te onderscheiden was.
Hij kende honger en dorst, was moe en ging slapen49.
Hij zette een volgende stap, want Hij werd Mens om te kunnen sterven.
Alle mensen sterven, 'omdat allen gezondigd hebben'50.
Maar Christus was zonder zonde!
Hij hóefde niet te sterven, maar heeft Zichzelf vernederd om het wél te doen:
'gehoorzaam wordend tot de dood, ja tot de kruisdood'51.
In 'gehoorzaam wordend' ligt de nadruk op luisteren,
en dat heeft alles te maken met het doen van de wil van Zijn Vader52.
Dat betekende voor Hem de meest verachtelijke plaats onder mensen, namelijk de kruisdood.
Op weg naar het kruis was Hij door mensen zelfs 'veracht'53.
Bovendien is Hij 'vanwege het lijden van de dood voor een korte tijd minder dan de engelen gemaakt'54.
Na de ultieme vernedering volgt de ultieme verhoging:
'Daarom (dus: juist vanwege zijn diepe vernedering) heeft God Hem uitermate verhoogd
en Hem de naam geschonken die boven alle naam is, opdat in de naam van Jezus elke knie zich buigt'55.
Dit kan een verwijzing zijn naar Jesaja 4556 en betekenen dat Christus werkelijk 'tot Heer is gemaakt'57, maar
wanneer Hij straks verschijnt zal blijken dat Hij een Naam heeft die verder niemand kent58.
Deze vernedering én verhoging is kenmerkend voor de titel 'Zoon des Mensen', die ook al in het Oude Testament bekend was.
We kijken naar twee gedeelten, Psalm 8 en Daniël 7, waaruit blijkt dat die titel wijst op de komende Christus.
Daarom is 'de Zoon des Mensen' veel méér dan alleen de aanduiding dat Christus mens is.
Het is de Mens naar Gods gedachten, op aarde levend tot Zijn glorie en uiteindelijk heersend over de hele schepping.
Deze psalm bezingt de majesteit en de Naam van de Here.
In vergelijking daarmee is de sterveling ('enos') na de zondeval een nietig schepsel59,
hoewel hij aanvankelijk door God was gesteld als mensenkind ('adam') om te besturen60.
Dit is typisch de eerste Adam, en dus ook zijn nageslacht.
Maar deze psalm vervolgt: 'Toch hebt U hem weinig minder gemaakt dan de engelen, en hem met eer en glorie gekroond'61.
Volgens Hebreeën 2 hebben die woorden betrekking op Christus !62
Dit hoofdstuk toont bij uitstek aan hoe volkomen mens Christus is geworden.
'Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deelhebben' (d.w.z. zij verkeren van nature in die toestand),
heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deelgenomen (d.w.z. Hij kreeg er van buitenaf deel aan)',
om te kúnnen sterven: 'opdat Hij door de dood teniet zou doen hem die de macht over de dood had,
dat is de duivel'63.
Al deze ervaringen gebruikt Christus nú om hun die verzocht worden te hulp te komen 64.
Psalm 8 is deel van de introductiepsalmen (1 - 8) op het hele boek van de Psalmen.
Gods Geest komt in Psalm 14465 nog een keer terug op Psalm 8: 5,
om God te loven 'Die koningen de overwinning geeft, Die Zijn dienaar David bevrijdt'66.
Het boek sluit af met een reeks Halleluja-psalmen(146 - 150), als een grote lofzang op de glorieuze eindfase,
het komende Messiaanse rijk.
De ware Zoon van David, Christus, de Messias 'heerst dan over de werken van Uw handen,
U hebt alles onder zijn voeten gelegd'67.
In zijn visioen ziet Daniël 'de Oude van dagen' op Zijn troon68, een aanduiding voor Gods eeuwige majesteit.
'Iemand als een Mensenzoon' nadert tot die troon en dáár ontvangt deze Mensenzoon een blijvend koningschap69.
De grote wereldrijken zullen aan hun einde komen en dan 'komt de Oude van dagen'70.
God woont in een ontoegankelijk licht, maar áls God komt, dan komt Hij in Zijn Zoon.
De Oude van dagen is dan ook de Mensenzoon, die later door Johannes71 gezien wordt in dezelfde heerlijkheid als waarin
Daniël hem zag.
De ontmoeting tussen Christus en Johannes vormt de indrukwekkende inleiding op de Openbaring,
het boek waarin getoond wordt hoe deze Mens definitief zal zegevieren!
Nathanaël geeft een prachtig getuigenis van Christus: 'U bent de Zoon van God, U bent de koning van Israël'72.
Toch is dat niet het grootste, want Christus antwoordt: 'u zult grotere dingen zien dan deze'73.
Wat is groter dan wat Nathanaël had gezegd?
In Zijn antwoord noemt Christus Zich hier voor het eerst 'de Zoon des mensen'74.
Hij verklaart daarmee openlijk dat Hij de Mensenzoon is uit Daniël 7.
Natuurlijk is het groot dat Christus straks openlijk zal zitten op de troon van Zijn vader David75 in Jeruzalem,
als de lang verwachte Messias, de koning van Israël.
Maar nóg groter zal Zijn heerschappij zijn over de hele schepping, en dat elke knie zich zal buigen voor deze Mens.
De apostel Johannes schrijft enkele brieven als aanvulling op zijn evangelie.
Dat evangelie is bedoeld om tot geloof te komen en het eeuwige leven te ontvangen76.
Maar zijn brieven zijn bedoeld om een gelovige ervan te overtuigen dat hij eeuwige leven hééft77.
Zij vormen een belangrijk antwoord m.b.t. opkomende dwalingen omtrent de Persoon van Christus.
Dat antwoord noemt hij ‘de leer van Christus’78.
Dat zijn niet de woorden van Christus, die bedoeld zijn om te leren,
te begrijpen of te onderwijzen (zoals de bergrede79),
maar de leer omtrent Christus en die is bedoeld om ‘in te blijven’.
Onder invloed van de gnostiek werd al vroeg onder christenen geleerd
dat Christus wel god maar niet volkomen mens kan zijn.
In onze tijd wordt veel het omgekeerde geleerd: Christus is wel mens, maar kan niet volkomen god zijn.
De leer van Christus betekent het juiste zicht op de Vader en de Zoon80.
We hebben in het bovenstaande vastgesteld:
Johannes schrijft aan de uitverkoren vrouwe en aan haar kinderen87 dat het belangrijk is om in de leer van Christus te blijven88. Hij gebruikt dit woord ‘blijven’ vaker; het is hetzelfde als ‘verblijven, wonen’89.
Dit 'blijven in de leer' is de mooie samenvatting van zijn eerste brief.
Die begint met: 'onze gemeenschap is met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus'90;
de brief sluit af met: 'wij zijn in de Waarachtige, in Zijn Zoon Jezus Christus.
Deze is de waarachtige God en het eeuwige leven'91.
Deze gemeenschap is één van de unieke kenmerken van het christendom.
Het is bepalend voor het normale leven van een kind van God.
Toch eindigt die eerste brief met een waarschuwing: 'Kinderen, wacht u voor de afgoden'92.
Elk ‘portret’ dat mensen maken van de Heer Jezus en dat niet overeenstemt met de leer van Christus is een afgod.
Johannes waarschuwt de uitverkoren vrouw en haar kinderen dan ook om iemand niet in huis te ontvangen
die de leer van Christus niet brengt93.
Wie dat wèl doet heeft 'gemeenschap met zijn boze werken'94,
en dat verstoort onze gemeenschap met de Vader en de Zoon.
Het is dus van het hoogste belang om het juiste zicht te hebben op de Vader en de Zoon.
Deze gemeenschap is ook bepalend voor de omgang van Gods kinderen onder elkaar.
De liefde van Christus, waarmee Hij Zijn leven voor ons aflegde, is de maatstaf waarmee wij elkaar liefhebben95.
De enorme verdeeldheid onder christenen is in het algemeen het gevolg van:
Iemand die de leer van Christus niet brengt is niet automatisch een dwaalleraar,
maar hij kan (onwetend) door allerlei invloeden een vaag beeld van Christus geven.
Een actueel voorbeeld van dwaalleer:
Deze regels zijn geschreven met
Voor de aanhalingen uit het Oude Testament is de HSV gebruikt,
voor die uit het Nieuwe Testament is de Telos vertaling gebruikt.