Wie is Jezus Christus?

'Wie is Deze?' vroegen velen zich verwonderd af, toen zij hoorden en zagen wat Christus deed. Die vraag leefde bij vriend en vijand: bij discipelen1, mensen in Jeruzalem2, farizeeën3 en zelfs bij koning Herodes4.
Vandaag, zo'n 2000 jaar later, lijkt niemand die vraag nog te stellen.

Een mogelijke oorzaak zou kunnen zijn dat wij, christenen, na al die eeuwen een uiterst zwak getuigenis hebben gegeven van onze Heer en Heiland (uitzonderingen daargelaten). Maar niet alleen de vijandige wereld heeft geen interesse; ook onder christenen is nauwelijks grondige kennis over Christus aanwezig (uitzonderingen daargelaten).
Dat is uiterst riskant, want het opent de deur voor allerlei dwaalleer.

Woord en Geest

Het is ongetwijfeld één van de allerbelangrijkste vragen in het christelijk geloof:
is Hij God, is Hij Mens, of allebei, en hoe dan?
Die vraag kan alleen beantwoord worden vanuit de enige goddelijke bron die we hebben: het Woord van God. En alleen de Heilige Geest laat ons dit Woord begrijpen5.
Dat geldt voor alle thema’s, maar zeker als het gaat over de Zoon van God. Hij is de centrale Persoon om Wie alles gaat. Over Hem mag geen enkel misverstand bestaan.

- vier evangeliën

God geeft ons vier unieke 'portretten' van Zijn Zoon in de vier evangeliën:

  • Mattheüs - de Koning van Israël, de beloofde Messias
  • Markus - de gehoorzame Dienstknecht
  • Lukas - de rechtvaardige Mens
  • Johannes - de Zoon van de Vader
De ene evangelist legt meer de nadruk op Zijn Godheid, terwijl een ander meer wijst op Zijn mensheid. Maar beiden komen in alle evangeliën voor.
Elke evangelist wordt door de Heilige Geest zó geïnspireerd dat zijn 'portret' volmaakt is. Onderlinge verschillen horen dan ook bij de accenten die elke schrijver wil leggen, en wijzen niet op (overschrijf)fouten.

Dit onderwerp is zó omvangrijk dat we uit Gods Woord slechts weinig kunnen aanhalen om zo duidelijk mogelijk te zien Wie Jezus Christus is:

Christus, de Zoon van God

Christus is in tweeërlei opzicht de Zoon van God

- 1) de eeuwige Zoon van God

Johannes opent zijn evangelie met: 'In het begin was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God'6.
Het Woord is de 'logos''. Dat gaat niet alleen om een uitspraak, maar ook om de innerlijke gedachte van die uitspraak. Vergelijk het met ons woord ‘rede’. Dat wijst op onze innerlijke gedachten, maar ook op de woorden waarmee we onze gedachten aan anderen doorgeven.
Het Woord was ‘in [het] begin’ (dus zonder lidwoord). Dat wijst op een willekeurig begin; vóórdat er iets geschapen was, ‘was’ het Woord er al.
Het was er vóór alle dingen7.

Vervolgens legt hij uit: 'Het Woord is vlees geworden … wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, als van een eniggeborene van een vader'8.
Geen enkel mens is vlees geworden (= mens geworden). Dat kan alleen gezegd worden van iemand die er vóór dat moment al was, en dat is het Woord.
In het vleesgeworden Woord ziet men een eniggeborene van een vader, dus iemand die in familierelatie tot een vader staat en daarin ‘eniggeboren’ (monógenès) is. Die uitdrukking heeft niets te maken met ons idee over geboorte, maar betekent ‘enig in zijn soort’ of ‘uniek’.

Dan volgt de prachtige climax: 'de eniggeboren Zoon die in de schoot van de Vader is'9. Dus op het moment dat Johannes en de anderen Hem zien is Hij het vleesgeworden Woord, de eniggeboren Zoon, en bevindt Hij Zich tegelijkertijd in de schoot van de Vader.
Er zijn vele andere Schriftplaatsen te noemen, maar alleen al de aanhef van dit evangelie10 maakt heel duidelijk:

  • Christus is het Woord en daarmee God Zélf
  • Christus is de eeuwige, unieke Zoon van de Vader
  • Christus blijft vanaf Zijn geboorte God de Zoon, in volkomen gemeenschap met de Vader

- 2) de geboren Zoon van God

Mattheüs en Lukas wijzen op de bovennatuurlijke verwekking van Gods Zoon in de maagd Maria. Dat gebeurde 'uit de Heilige Geest'11; 'de Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zal dat Heilige dat geboren zal worden, Gods Zoon genoemd worden'12.
Beiden brengen dit in verband met Israël: 'Hij zal zijn volk behouden van hun zonden'13 en 'God zal Hem de troon van zijn vader David geven'14.
Elke vrome Israëliet (zoals Nathanaël) keek uit naar de komst van de Zoon van God, dat is de koning van Israël15.
Deze verwachting was gebaseerd op vele profetieën, zoals:

  • Psalm 2
    Daarin zegt God: 'Ik heb Mijn Koning gezalfd over Sion, Mijn heilige berg'. Als antwoord daarop zegt de Koning (Christus): 'Ik zal het besluit bekendmaken: De Here heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon,Ík heb U heden verwekt'16.
    De brief aan de Hebreeën citeert dit vers17, nadat de schrijver in de eerste verzen heeft uitgelegd dat God 'in het laatst van deze dagen tot ons gesproken in [de] Zoon'18, d.w.z. rechtstreeks in Zijn Persoon, in tegenstelling tot alle vroegere profeten die slechts Zijn boodschappers waren.
    Deze Zoon is '[de] uitstraling van zijn heerlijkheid en [de] afdruk van zijn wezen'19.

  • Psalm 45
    'Ik draag mijn gedichten voor over een Koning'20, en 'daarom heeft Uw God U gezalfd, o God, met vreugdeolie, boven Uw metgezellen'21.
    Ook dit vers wordt in Hebreeën22 aangehaald als bewijs dat de Zoon hoger is dan schepselen en dus een goddelijke status heeft.

  • Jesaja 7
    'Zie, de maagd zal zwanger worden. Zij zal een Zoon baren en hem de naam Immanuël geven'23. Mattheüs schrijft dat dit in vervulling ging bij Christus' geboorte24.

  • Jesaja 9
    'Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven en de heerschappij rust op zijn schouder en men noemt hem Wonderbare Raadsman, sterke God, eeuwige Vader, Vredevorst'25.
    Deze titels horen stuk voor stuk bij Christus, maar Jesaja begint te wijzen op zijn afkomst als Kind en Zoon. Hij is als Kind geboren met zijn menselijke natuur uit de maagd Maria, en naar zijn goddelijke natuur is Hij de Zoon van de Vader.

Zijn verwekking was dus bovennatuurlijk. Zijn geboorte was even natuurlijk als bij elk ander kind, eerder iets 'onder'-natuurlijk, want een baby wordt normaliter niet in een voerbak gelegd26. Daarom was dit een teken.

'Ik ben' = God Zélf

'Niemand heeft ooit God gezien'27 en 'God bewoont een ontoegankelijk licht, die geen mens gezien heeft of zien kan'28. Het is dus voor een mens onmogelijk om God te zien.
Soms behaagde het Hem om in mensengedaante te verschijnen29.
Maar de komst van de Heer Jezus is uniek! Het betekent niets anders dan dat God Mens is geworden.

Christus getuigt openlijk dat Hij de 'Ik ben' is. Dat is de Naam waarmee God Zich bekend maakte aan Mozes op het moment dat Hij Israël uit slavernij gaat verlossen30.
Johannes noemt enkele momenten in zijn evangelie:

  • tijdens de storm op het meer31; het schip komt daarna terstond aan land
  • in discussie met Joden over hun afstamming van Abraham32
  • bij Zijn arrestatie in de hof, waarna Zijn belagers op de grond vallen33

Na Zijn dood en begrafenis, bewijst Hij Gods Zoon te zijn door Zélf uit de doden op te staan34.

Christus, de Zoon des Mensen

Geboorte en jeugd

Christus noemt zich vele malen 'Zoon des Mensen'. Letterlijk is dat 'zoon van een mens', of 'mensenkind', of gewoon 'mens'.
Hij is 'geboren uit een vrouw'35 net als ieder ander mens; Hij is daardoor méér mens dan Adam.
Hij 'nam toe in wijsheid en grootte en gunst bij God en mensen'36. Hij is 'opgevoed' in Nazareth37, hoewel Hij uiteraard niets hoefde áf te leren. Hij maakt kennis met 'gehoorzaamheid'38.
Hij was gewend om te gebieden en engelen staan altijd klaar om als dienende geesten ogenblikkelijk te gehoorzamen39.
Nu leeft Hij Zélf elke dag in de situatie om onderdanig te zijn aan de door God gegeven overheden40: zijn ouders41, overheden42 en God43.

Filippi 2

De apostelen werken dit in hun brieven uit om Christus als ons voorbeeld te tonen. Dat heeft natuurlijk geen betrekking op Zijn verzoenend sterven, want daarin kúnnen we Hem niet navolgen. Maar wij mogen leren van Zijn nederigheid44.
Petrus beschrijft Zijn voorbeeld in zijn eerste brief45 en Paulus werkt dit nader uit in Filippi 2. Hij schrijft dat Christus 'Zichzelf ontledigd' en 'Zichzelf vernederd' heeft, om daarna door God 'uitermate verhoogd' te worden.

- 'Zichzelf ontledigd'

Christus was 'in de gestalte van God' (d.w.z. in niets van God te onderscheiden), maar heeft 'Zichzelf ontledigd'46
De eerste mens heeft zich willen verhogen, en voor hem was het wél een roof om God gelijk te willen zijn47. De zondeval was het rampzalige gevolg.
Bij de tweede Mens, Christus, was het juist andersom. Hij kwam uit de hemel en wás God, maar heeft 'de gestalte van een slaaf aangenomen en is de mensen gelijk geworden'.
Hierin heeft Hij 'Zichzelf ontledigd'. Dit werkwoord is letterlijk 'leeg maken', en de tijdsaanduiding wijst op een eenmalige handeling in het verleden.
Het 'lege' wijst bij personen op 'zonder rijkdom of bezit'48.

Christus blééf in de 'gestalte' van God. Hij hield niet op God te zijn, ook niet tijdelijk of gedeeltelijk tijdens Zijn leven op aarde. Hij heeft Zich ontdaan van de uiterlijke heerlijkheid, zodat Hij niet van mensen te onderscheiden was.
Hij kende honger en dorst, was moe en ging slapen49.

- 'Zichzelf vernederd'

Hij zette een volgende stap, want Hij werd Mens om te kunnen sterven. Alle mensen sterven, 'omdat allen gezondigd hebben'50. Maar Christus was zonder zonde! Hij hóefde niet te sterven, maar heeft Zichzelf vernederd om het wél te doen: 'gehoorzaam wordend tot de dood, ja tot de kruisdood'51.
In 'gehoorzaam wordend' ligt de nadruk op luisteren, en dat heeft alles te maken met het doen van de wil van Zijn Vader52. Dat betekende voor Hem de meest verachtelijke plaats onder mensen, namelijk de kruisdood. Op weg naar het kruis was Hij door mensen zelfs 'veracht'53.
Bovendien is Hij 'vanwege het lijden van de dood voor een korte tijd minder dan de engelen gemaakt'54.

- 'uitermate verhoogd'

Na de ultieme vernedering volgt de ultieme verhoging: 'Daarom (dus: juist vanwege zijn diepe vernedering) heeft God Hem uitermate verhoogd en Hem de naam geschonken die boven alle naam is, opdat in de naam van Jezus elke knie zich buigt'55.
Dit kan een verwijzing zijn naar Jesaja 4556 en betekenen dat Christus werkelijk 'tot Heer is gemaakt'57, maar wanneer Hij straks verschijnt zal blijken dat Hij een Naam heeft die verder niemand kent58.

Deze vernedering én verhoging is kenmerkend voor de titel 'Zoon des Mensen', die ook al in het Oude Testament bekend was. We kijken naar twee gedeelten, Psalm 8 en Daniël 7, waaruit blijkt dat die titel wijst op de komende Christus.
Daarom is 'de Zoon des Mensen' veel méér dan alleen de aanduiding dat Christus mens is. Het is de Mens naar Gods gedachten, op aarde levend tot Zijn glorie en uiteindelijk heersend over de hele schepping.

Psalm 8

Deze psalm bezingt de majesteit en de Naam van de Here. In vergelijking daarmee is de sterveling ('enos') na de zondeval een nietig schepsel59, hoewel hij aanvankelijk door God was gesteld als mensenkind ('adam') om te besturen60.
Dit is typisch de eerste Adam, en dus ook zijn nageslacht.

Maar deze psalm vervolgt: 'Toch hebt U hem weinig minder gemaakt dan de engelen, en hem met eer en glorie gekroond'61. Volgens Hebreeën 2 hebben die woorden betrekking op Christus !62
Dit hoofdstuk toont bij uitstek aan hoe volkomen mens Christus is geworden. 'Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deelhebben' (d.w.z. zij verkeren van nature in die toestand), heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deelgenomen (d.w.z. Hij kreeg er van buitenaf deel aan)', om te kúnnen sterven: 'opdat Hij door de dood teniet zou doen hem die de macht over de dood had, dat is de duivel'63.
Al deze ervaringen gebruikt Christus nú om hun die verzocht worden te hulp te komen 64.

Psalm 8 is deel van de introductiepsalmen (1 - 8) op het hele boek van de Psalmen.
Gods Geest komt in Psalm 14465 nog een keer terug op Psalm 8: 5, om God te loven 'Die koningen de overwinning geeft, Die Zijn dienaar David bevrijdt'66.
Het boek sluit af met een reeks Halleluja-psalmen(146 - 150), als een grote lofzang op de glorieuze eindfase, het komende Messiaanse rijk.
De ware Zoon van David, Christus, de Messias 'heerst dan over de werken van Uw handen, U hebt alles onder zijn voeten gelegd'67.

Daniël 7

In zijn visioen ziet Daniël 'de Oude van dagen' op Zijn troon68, een aanduiding voor Gods eeuwige majesteit. 'Iemand als een Mensenzoon' nadert tot die troon en dáár ontvangt deze Mensenzoon een blijvend koningschap69.
De grote wereldrijken zullen aan hun einde komen en dan 'komt de Oude van dagen'70.
God woont in een ontoegankelijk licht, maar áls God komt, dan komt Hij in Zijn Zoon. De Oude van dagen is dan ook de Mensenzoon, die later door Johannes71 gezien wordt in dezelfde heerlijkheid als waarin Daniël hem zag.
De ontmoeting tussen Christus en Johannes vormt de indrukwekkende inleiding op de Openbaring, het boek waarin getoond wordt hoe deze Mens definitief zal zegevieren!

Nathanaël - 'grotere dingen'

Nathanaël geeft een prachtig getuigenis van Christus: 'U bent de Zoon van God, U bent de koning van Israël'72. Toch is dat niet het grootste, want Christus antwoordt: 'u zult grotere dingen zien dan deze'73.
Wat is groter dan wat Nathanaël had gezegd?
In Zijn antwoord noemt Christus Zich hier voor het eerst 'de Zoon des mensen'74. Hij verklaart daarmee openlijk dat Hij de Mensenzoon is uit Daniël 7.
Natuurlijk is het groot dat Christus straks openlijk zal zitten op de troon van Zijn vader David75 in Jeruzalem, als de lang verwachte Messias, de koning van Israël.
Maar nóg groter zal Zijn heerschappij zijn over de hele schepping, en dat elke knie zich zal buigen voor deze Mens.

De leer van Christus

De apostel Johannes schrijft enkele brieven als aanvulling op zijn evangelie.
Dat evangelie is bedoeld om tot geloof te komen en het eeuwige leven te ontvangen76. Maar zijn brieven zijn bedoeld om een gelovige ervan te overtuigen dat hij eeuwige leven hééft77. Zij vormen een belangrijk antwoord m.b.t. opkomende dwalingen omtrent de Persoon van Christus.
Dat antwoord noemt hij ‘de leer van Christus’78.
Dat zijn niet de woorden van Christus, die bedoeld zijn om te leren, te begrijpen of te onderwijzen (zoals de bergrede79), maar de leer omtrent Christus en die is bedoeld om ‘in te blijven’.

- de inhoud

Onder invloed van de gnostiek werd al vroeg onder christenen geleerd dat Christus wel god maar niet volkomen mens kan zijn. In onze tijd wordt veel het omgekeerde geleerd: Christus is wel mens, maar kan niet volkomen god zijn.
De leer van Christus betekent het juiste zicht op de Vader en de Zoon80.
We hebben in het bovenstaande vastgesteld:

  1. Hij is van eeuwigheid af God de Zoon
  2. Hij is vanaf Zijn geboorte waarachtig Mens geworden, maar blijft ook waarachtig God; Hij is vanaf dat moment God én Mens en blijft dat tot in eeuwigheid.
Het is cruciaal om bij het nadenken over dit onderwerp de juiste geestelijke houding te hebben. Dit is niet bestemd voor 'wijzen en verstandigen', maar voor 'kleine kinderen'81.
Christus maakt hier de tegenstelling tussen de religieuze elite die Hem zojuist heeft verworpen, en Zijn geliefden die zich in alle zwakheid aan Hem hebben toevertrouwd.
Aan zulke 'kleine kinderen' openbaart de Vader wat voor anderen verborgen blijft:
  • 'niemand kent de Zoon dan de Vader'82.
    Alleen de Vader doorgrondt volkomen de Persoon van Zijn Zoon als God én Mens.
  • 'niemand kent de Vader dan de Zoon, en hij aan wie de Zoon Hem wil openbaren'82.
    Alleen de Zoon kent de Vader volkomen, maar óók kleine kinderen. Het is juist de bedoeling dat zij opgroeien tot volwassenen, tot 'vaders'83 die de Vader steeds beter leren kennen.
Het lijkt dus onmogelijk om de Zoon te kennen. Maar uitsluitend aan hen die zich voor Christus klein maken, wil de Vader wél graag iets van Zijn Zoon laten zien84; dit geldt voor elk kind van God85.
Hoe zouden wij anders 'gelijkvormig aan het beeld van Zijn Zoon'86 kunnen worden, zonder Hem steeds beter te leren kennen?
Daarom is de leer van Christus méér dan een dogma.

- méér dan een dogma

Johannes schrijft aan de uitverkoren vrouwe en aan haar kinderen87 dat het belangrijk is om in de leer van Christus te blijven88. Hij gebruikt dit woord ‘blijven’ vaker; het is hetzelfde als ‘verblijven, wonen’89.

Dit 'blijven in de leer' is de mooie samenvatting van zijn eerste brief.
Die begint met: 'onze gemeenschap is met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus'90; de brief sluit af met: 'wij zijn in de Waarachtige, in Zijn Zoon Jezus Christus. Deze is de waarachtige God en het eeuwige leven'91.
Deze gemeenschap is één van de unieke kenmerken van het christendom. Het is bepalend voor het normale leven van een kind van God.

niet de leer van Christus

Toch eindigt die eerste brief met een waarschuwing: 'Kinderen, wacht u voor de afgoden'92.
Elk ‘portret’ dat mensen maken van de Heer Jezus en dat niet overeenstemt met de leer van Christus is een afgod.
Johannes waarschuwt de uitverkoren vrouw en haar kinderen dan ook om iemand niet in huis te ontvangen die de leer van Christus niet brengt93. Wie dat wèl doet heeft 'gemeenschap met zijn boze werken'94, en dat verstoort onze gemeenschap met de Vader en de Zoon.
Het is dus van het hoogste belang om het juiste zicht te hebben op de Vader en de Zoon.

Deze gemeenschap is ook bepalend voor de omgang van Gods kinderen onder elkaar. De liefde van Christus, waarmee Hij Zijn leven voor ons aflegde, is de maatstaf waarmee wij elkaar liefhebben95.
De enorme verdeeldheid onder christenen is in het algemeen het gevolg van:

  • het vervagen of verdwijnen van het zicht op de Heer Jezus
  • het vergroten van het eigen ego
Johannes de doper, 'de grootste uit vrouwen geboren'96, zei: "Hij moet meer, maar ik minder worden"97, een woord dat kennelijk weinig begrepen is.

Iemand die de leer van Christus niet brengt is niet automatisch een dwaalleraar, maar hij kan (onwetend) door allerlei invloeden een vaag beeld van Christus geven.
Een actueel voorbeeld van dwaalleer:

  • menselijke logica
    Regelmatig komt het voor dat iemand probeert om de godheid en mensheid van Christus te verenigen in één 'portret', zodat het menselijk beter te begrijpen zou zijn.
    Zo komt men tot uitspraken als: "God lag niet in de kribbe" e.d., of men verklaart dat Christus een deel van Zijn godheid zou hebben afgelegd, want anders kon Hij niet moe zijn of honger hebben, enz.
    Dit is regelrechte dwaalleer.
In de volgende situaties vervaagt het beeld van Christus (soms enorm):

  • verkeerde houding naar de overheid
    Christus heeft met alle door God gegeven overheden kennis gemaakt en was hen onderdanig (zie hierboven in Geboorte en jeugd).
    Hoe kon Hij, de zondeloze, het gezag erkennen van feilbare mensen? De sleutel tot dit geheim was Zijn gebedsleven98.
    Dat is bij ons niet anders. Juist in Romeinen 13, waarin Paulus uitlegt dat er geen overheid (= gezagsdragers) is dan door God99, is de enige houding: 'doet de Heer Jezus Christus aan'100. Laat geen invloed vanuit de wereld dit beeld van Christus in ons vervagen.
    Lees uitvoeriger in De christen en de overheid

  • te veel aandacht voor de antichrist
    Fijn wanneer er belangstelling is voor het profetische woord.
    Johannes had zijn geliefden al verteld dat de antichrist zal komen101, één van de hoofdpersonen in de eindtijd102. Zijn naam betekent 'in de plaats van Christus'; hij zal de grote imitatie-christus zijn.
    Maar Johannes voegt eraan toe dat er nu al 'vele antichristen' zijn 103.
    In het verleden is Nero, de paus, Mussolini of Hitler al eens aangewezen als de antichrist. Tegenwoordig wijst menig christen op het WEF (World Economic Forum) of op ontwikkelingen in de maatschappij.
    Het is goed om te bedenken dat Johannes als enige schrijver deze naam gebruikt. Hij doet dat in zijn brieven, om het juiste beeld van de Vader en de Zoon zuiver te tonen.
    De toekomstige antichrist zal geen politieke leider, maar een religieuze misleider zijn. De huidige antichristen zijn valse profeten die het beeld van de ware Christus wegnemen.
    In het profetisch woord staat Christus altijd centraal104. Petrus voegt een belangrijke 'spelregel' toe: 'geen profetie heeft een eigen uitleg'105. Speculeren over de antichrist maakt de betekenis van zijn naam helaas waar: hij neemt (in onze gedachten) de plaats van Christus in.
    Besef goed: 'Hij die in u is (de Geest van God), is groter dan hij die in de wereld is'106. Daarom: geen angst of zorgen!

  • te veel liefde voor Israël
    De vervangingstheologie heeft sinds Augustinus107 velen doen geloven dat er voor Israël geen toekomst meer is. Nu Israël sinds 1948 weer een eigen staat bewoont, lijkt bij een aantal christenen de balans juist naar de andere kant door te slaan. Men heeft een wel erg grote liefde voor Israël gekregen; soms is men zich zelfs een beetje Joods gaan gedragen (meedoen met Israëls feesten, e.d.).
    De brief aan de Hebreeën roept gelovigen uit de Joden op om niet terug te vallen op de inzettingen onder het eerste verbond, omdat in Christus alles is vervuld. Aan gelovigen uit de volken zijn deze inzettingen nimmer gegeven.
    Juist deze brief begint met een prachtig 'portret' van Christus, als de Zoon van God108 en de Zoon des Mensen109.
    Dat beeld van Christus mag nooit vervagen, ook niet door goed bedoelde (!) liefde voor Israël.

Ten slotte

Deze regels zijn geschreven met

  • aarzeling, vanwege het ontzagwekkend onderwerp, en om niet de geringste indruk te wekken om iets te schrijven dat op een theologische studie zou lijken
  • verlangen, om iets te proeven van wat gebeurde op de berg der verheerlijking:
    - 'er kwam een stem uit de wolk: Deze is Mijn geliefde Zoon'110
    - 'zij zagen niemand meer bij zich dan Jezus alleen'111

Voor de aanhalingen uit het Oude Testament is de HSV gebruikt,
voor die uit het Nieuwe Testament is de Telos vertaling gebruikt.

Meelezen

1
Markus 4: 41
Wie is toch Deze, dat zelfs de wind en de zee Hem gehoorzaam zijn?
2
Mattheüs 21: 10
Wie is Deze?
3
Lukas 5: 21
Wie is Deze, die lasteringen spreekt? Wie kan zonden vergeven dan God alleen?
4
Lukas 9: 9
Wie is Deze van Wie ik zulke dingen hoor?
5
1 Korinthe 2: 10
Want God heeft het ons geopenbaard door de Geest
6
Johannes 1: 1
7
Kolosse 1: 17
8
Johannes 1: 14
Het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van een eniggeborene van een vader)
9
Johannes 1: 18
Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon die in de schoot van de Vader is, die heeft Hem verklaard
10
Johannes 1: 1 - 18
11
Mattheüs 1: 20
12
Lukas 1: 35
13
Mattheüs 1: 21
14
Lukas 1: 35
15
Johannes 1: 50
Rabbi, U bent de Zoon van God, U bent de koning van Israël
16
Psalm 2: 6 - 7
17
Hebreeën 1: 5
Want tot wie van de engelen heeft Hij ooit gezegd: 'U bent Mijn Zoon, Ik heb U heden verwekt?'
18
Hebreeën 1: 1
19
Hebreeën 1: 3
20
Psalm 45: 2
21
Psalm 45: 8
22
Hebreeën 1: 9
23
Jesaja 7: 14
24
Mattheüs 1: 23
... men zal hem de naam Emmanuël geven, dat is vertaald: God met ons
25
Jesaja 9: 5
26
Lukas 2: 12
Dit zal voor u het teken zijn: u zult een kindje vinden ... liggend in een kribbe
27
Johannes 1: 18
28
1 Timotheüs 6: 16
29
Genesis 18: 1 - 2
30
Exodus 3: 13 - 14
Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: Ik ben heeft mij naar u toe gezonden
31
Johannes 6: 20
Ik ben het, wees niet bang!
32
Johannes 8: 58
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: vóór Abraham werd, ben Ik.
33
Johannes 18: 6
Toen Hij dan tot hen zei: Ik ben het, deinsden zij terug en vielen op de grond
34
Johannes 10: 18
Ik heb macht het af te leggen en heb macht het weer te nemen
Romeinen 1: 4
die verklaard is als Gods Zoon in kracht naar de Geest van de heiligheid, door dodenopstanding
35
Galaten 4: 4
36
Lukas 2: 52
37
Lukas 4: 16
38
Hebreeën 5: 8
39
Hebreeën 1: 14
Zijn zij niet allen dienende geesten ...?
Mattheüs 26: 53 Zal Hij niet dadelijk twaalf legioenen engelen ter beschikking stellen?
40
Romeinen 13: 1
er is geen overheid dan door God, en die er zijn, zijn door God ingesteld
41
Lukas 2: 51
Hij was hun onderdanig
42
Mattheüs 17: 24 - 27
... neem die en geef hem hun voor Mij en jou
43
Lukas 22: 42
moge evenwel niet mijn wil maar de uwe gebeuren
44
Mattheüs 11: 29
leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart
45
1 Petrus 2: 21 - 25
... Christus heeft voor u geleden en u een voorbeeld nagelaten, opdat u zijn voetstappen navolgt ...
46
Filippi 2: 6 - 7
Christus Jezus, die in de gestalte van God zijnde het geen roof geacht heeft God gelijk te zijn, maar Zichzelf ontledigd heeft, de gestalte van een slaaf aannemend, de mensen gelijk wordend
47
Genesis 3: 5
... en dat u als God zult zijn
48
Lukas 1: 53
... en de rijken leeg weggezonden
Lukas 20: 10
... en zonden hem met lege handen weg
49
Markus 11: 12
Johannes 4: 7
Johannes 4: 6
Markus 4: 38
50
Romeinen 5: 12
51
Filippi 2: 8
uiterlijk als een mens bevonden heeft Hij Zichzelf vernederd, gehoorzaam wordend tot de dood, ja tot de kruisdood
52
Markus 14: 36
niet wat Ik wil, maar wat U wilt
53
Jesaja 53: 3
Hij was veracht, de onwaardigste onder de mensen
54
Hebreeën 2: 9
55
Filippi 2: 9 - 10
56
Jesaja 45: 22 -23
Ik ben God en niemand anders ...
voor Mij zal elke knie zich buigen
57
Handelingen 2: 36
God heeft Hem zowel tot Heer als tot Christus gemaakt, deze Jezus ...
58
Openbaring 19: 12
Hij heeft een geschreven naam, die niemand kent dan Hijzelf
59
Psalm 8: 5
wat is dan de sterveling dat U aan hem denkt, en het mensenkind dat U naar hem omziet?
60
Genesis 1: 28
vervul de aarde en onderwerp haar, en heers over de vissen ... de vogels ... en al de dieren ...
61
Psalm 8: 6
62
Hebreeën 2: 9
63
Hebreeën 2: 14
64
Hebreeën 2: 18
Waarin Hijzelf geleden heeft toen Hij verzocht werd, kan Hij hun die verzocht worden te hulp komen
65
Psalm 144: 3
Here, wat is de mens, dat U hem kent, de sterveling, dat U aan hem denkt?
66
Psalm 144: 10
67
Psalm 8: 7
68
Daniël 7: 9
de Oude van dagen zette Zich neer, Zijn gewaad was wit als sneeuw, en het haar van Zijn hoofd als zuivere wol
69
Daniël 7: 13 - 14
... men deed Hem voor Zijn aangezicht naderbijkomen. Hem werd gegevens heerschappij ... en Zijn koningschap zal niet te gronde gaan.
70
Daniël 7: 22
... totdat de Oude van dagen kwam ...
71
Openbaring 1: 13 - 14
de Zoon des mensen gelijk ... en zijn hoofd en haar wit als witte wol, als sneeuw ...
72
Johannes 1: 50
73
Johannes 1: 51
74
Johannes 1: 52
Voorwaar, voorwaar, Ik zeg je: Je zult van nu aan de hemel geopenend zien en de engelen van God opstijgen en neerdalen op de Zoon des mensen
75
Lukas 1: 32
76
Johannes 20: 31
Deze dingen zijn geschreven opdat u gelooft dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat u gelovend het leven hebt in zijn naam
77
1 Johannes 5: 13
Deze dingen heb ik u geschreven, opdat u weet dat u eeuwig leven hebt, u die in de naam van de Zoon van God gelooft
78
2 Johannes : 9
Ieder die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus, die heeft God niet
79
Mattheüs 5 - 7
80
2 Johannes : 9
Wie in de leer blijft, die heeft zowel de Vader als de Zoon
81
Mattheüs 11: 25
Ik prijs U, Vader, Heer van de hemel en van de aarde, dat U deze dingen voor wijzen en verstandigen hebt verborgen en ze aan kleine kinderen hebt geopenbaard
82
Mattheüs 11: 27
83
1 Johannes 2: 13
84
Mattheüs 16: 17
vlees en bloed heeft je dat niet geopenbaard, maar mijn Vader die in de hemelen is
85
Filippi 3: 10
om Hem te kennen ...
86
Romeinen 8: 29
87
2 Johannes: 1
De oudste aan [de] uitverkoren vrouwe en aan haar kinderen
88
2 Johannes : 9
Wie in de leer blijft, die heeft zowel de Vader als de Zoon
89
Johannes 1: 39
Rabbi (wat vertaald wil zeggen: Meester), waar verblijft U?
90
1 Johannes 1: 3
91
1 Johannes 5: 20
92
1 Johannes 5: 21
93
2 Johannes : 10
94
2 Johannes : 11
95
1 Johannes 3: 16
Hieraan hebben wij de liefde gekend, dat Hij zijn leven voor ons heeft afgelegd; ook wij behoren het leven voor de broeders af te leggen
96
Mattheüs 11: 11
Voorwaar, Ik zeg u: onder hen die uit vrouwen geboren zijn, is geen grotere opgestaan dan Johannes de doper
97
Johannes 3: 30
98
Hebreeën 5: 7
Tijdens zijn dagen in het vlees heeft Hij met sterk geroep en tranen zowel gebeden als smekingen geofferd aan Hem die Hem uit de dood kon verlossen ...
99
Romeinen 13: 1
er is geen overheid dan door God, en die er zijn, zijn door God ingesteld
100
Romeinen 13: 14
doet de Heer Jezus Christus aan
101
1 Johannes 2: 18
zoals u gehoord hebt dat de antichrist komt
102
Johannes 5: 43
als een ander komt in zijn eigen naam, die zult u aannemen
103
1 Johannes 2: 18
... zijn er ook nu vele antichristen gekomen
104
2 Petrus 1: 16 - 18
wij hoorden deze stem uit de hemel komen, toen wij met Hem op de heilige berg waren
105
2 Petrus 1: 20, 21
Weet dit eerst, dat geen profetie van de Schrift een eigen uitlegging heeft
106
1 Johannes 4: 4
107
Augustinus (354 - 430) leerde o.a.
'de Gemeente is in de plaats van Israël gekomen', dus 'voor Israël geen toekomst meer'
108
Hebreeën 1
109
Hebreeën 2
110
Markus 9: 7
111
Markus 9: 8