We leven in een tijd (juli 2023) dat het vertrouwen in de overheid een dieptepunt heeft bereikt vanwege
de toeslagenaffaire, coronabeleid, kabinetsformatie, stikstofbeleid, e.d.
Dan is het belangrijk om te onderzoeken wat volgens Gods Woord de houding van een christen naar de overheid hoort te zijn.
Daarbij kijken we natuurlijk naar de Heer Jezus en Zijn apostelen. Zij leven ten tijde van het Romeinse Rijk.
Wat is Zijn houding naar de overheid, en hoe hebben de apostelen dat uitgewerkt?
Christus komt als de beloofde Messias, de Koning van Israël.
Zijn koninkrijk is ‘het koninkrijk der hemelen’ of ‘het koninkrijk van God’.
Aanvankelijk komt Hij alleen voor Israël, maar als dit volk Hem verwerpt is ieder mens
welkom als discipel in Zijn koninkrijk.1
Vanaf het begin leert Hij dat een discipel rekening moet houden met vervolging.2
Dan spreekt Hij natuurlijk niet over het koninkrijk tijdens het Messiaanse vrederijk,
maar over het koninkrijk nú:
"Als zij Mij hebben vervolgd, zullen zij ook u vervolgen".3
Desondanks betaalt Hij gewoon de Joodse tempelbelasting4 en de belasting aan de Romeinse overheid.5
Eén van de grootste beschrijvingen van Christus is: "In Hem zijn alle dingen geschapen in de hemelen en op de aarde, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten: alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen".6
De ultieme confrontatie tussen Christus en de overheid vindt plaats tijdens Zijn arrestatie en berechting.
Hoe staan die overheden tegenover Hem, en hoe staat Hij tegenover die overheden?
Hij verbiedt Petrus het zwaard nog eens te gebruiken en geneest het oor van Malchus7;
Hij laat Zich meenemen, ondanks de manifestatie van “Ik ben”8;
Hij schakelt geen legioenen engelen in.9
De Joodse Raad beschuldigt Hem leugenachtig van godslastering.
Het uitvoeren van de doodstraf moeten zij echter overlaten aan de Romeinse overheid.
Deze overheid (vertegenwoordigd door Herodes en Pilatus) vindt geen schuld in Hem,
maar levert Hem desondanks over om gekruisigd te worden.
Toch erkent Christus volledig de autoriteit die Pilatus van boven (door Hemzelf dus!) gegeven was10, ook al wordt dat gezag op weerzinwekkende wijze misbruikt om het grootste onrecht aller tijden uit te voeren: de kruisdood voor de enige zondeloze Mens!
Zijn koninkrijk en Zijn koningschap zijn niet van deze wereld.11 Volgens dat principe leven en onderwijzen ook de apostelen. Paulus schrijft vlak voor zijn terechtstelling: “allen die godvruchtig willen leven in Christus Jezus zullen vervolgd worden”.12
“Paulus, slaaf van Jezus Christus, geroepen apostel” schrijft een brief aan “de geroepenen van Christus Jezus,
geroepen heiligen, geliefden van God in Rome”13.
Het doel van de brief is om hen het evangelie uit te leggen.14
Die blijde boodschap betekent niet alleen verzoening door het offer van de Heer Jezus en vrede met God.
Dat is prachtig, maar het is de noodzakelijke voorwaarde om Gods roeping vorm te geven,
namelijk om veranderd te worden tot gelijkvormigheid aan het beeld van Zijn Zoon.15
Dat gebeurt niet pas wanneer we in de hemel komen (dan zijn we sowieso volmaakt),
maar God wil dat nú al bewerken tijdens ons leven op aarde.
Vanaf Romeinen 12 schetst Paulus een beeld van de Heer Jezus, waarin wij op Hem kunnen lijken, zoals blijkt uit enkele voorbeelden:
Het is goed te beseffen dat deze brief aan de gelovigen in Rome is geschreven op het moment dat Nero keizer is en dat hij veel lezers later gruwelijk heeft vermoord. Met deze brief in hun handen en het beeld van Christus in hun hart hebben zij Hém aangedaan.
Niet alleen Paulus,
maar alle apostelen hebben in hun houding naar de overheid de gezindheid van Christus laten zien.
Vanwege hun dienst worden zij regelmatig gearresteerd en berecht door de Joodse overheid.
Petrus en de andere apostelen wordt “ernstig bevolen niet te leren in deze naam”,
maar dat bevel kunnen zij niet gehoorzaam zijn.28
‘Onderdanig’ wijst op erkenning van het gezag, en dat geldt altijd; ‘gehoorzaam’ is doen wat er gezegd wordt,
en dat heeft grenzen.
Maar deze burgerlijke ongehoorzaamheid is dan wel de enige uitzondering in het leven van de apostelen!
Paulus scheldt bij vergissing de hogepriester uit, maar erkent die fout openlijk.29
Voor de Romeinse rechters spreekt hij altijd vrijmoedig over zijn roeping en
hoopt zelfs dat allen christen worden, "uitgezonderd deze boeien".30
Voor zover bekend zijn alle apostelen de marteldood gestorven, misschien met uitzondering van Johannes.
In zijn laatste brief schrijft Paulus over zijn heengaan,
maar kijkt daarbij uit naar “de kroon van de gerechtigheid,
die de rechtvaardige Rechter mij in die dag geven zal”.31
Daarmee verwijst hij indirect misschien naar de onrechtvaardige rechter die hem ter dood veroordeelde,
maar zijn brief is een oproep aan Timotheüs (en dus ook aan ons) om "godvruchtig te leven",
ongeacht de gevolgen.32
Petrus weet van te voren dat hij door anderen ter dood gebracht zal worden33,
maar zodra de Heer hem laat weten dat dat moment is aangebroken klinkt er geen protest.
Integendeel, hij bemoedigt zijn lezers om “hun roeping en verkiezing vast te maken”.
Hij wijst erop dat de ‘uitgang’ (Grieks: exodus) wordt gevolgd
door een ‘ingang’ in het eeuwige koninkrijk van onze Heer en Heiland Jezus Christus.34
De Heer vraagt niet van ons om de overheid te vertrouwen, zelfs niet onvoorwaardelijk te gehoorzamen,
maar wél om altijd onderdanig te zijn.
“Als iemand achter Mij wil komen, laat hij zichzelf verloochenen,
dagelijks zijn kruis opnemen, en Mij volgen”.35
Op de vraag van Pilatus: "bent U dus toch een koning?", antwoordt de Heer Jezus:
"u zegt het, Ik ben een koning; hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen,
opdat Ik van de waarheid zou getuigen".36
Zijn werken37 en Zijn woorden38 getuigen ervan dat Zijn Vader Hem gezonden heeft.
Vanuit dat 'ontoegankelijk licht'39 openbaart God Zich in deze volmaakte Mens.
Alleen Hij is waarheid40; Hij openbaart daarmee één van de goddelijke eigenschappen.
Dat interesseert Pilatus kennelijk niets41, maar voor wie is dat getuigenis dan wél bestemd?
"God zij waarachtig en elk mens leugenachtig".42
Geen enkel mens beweegt zich op dit waarachtige niveau, dus ook geen machthebber of overheid.
Maar juist op een moment dat de overheden van de wereld samenspannen om Hem ter dood te brengen
getuigt de Heer van Zijn onberispelijk koningschap.
Dit getuigenis is één van de velen die zijn opgeschreven,
"opdat u gelooft dat Jezus is de Christus, de Zoon van God".43
En juist een gelovige (die toch zelf deelgenoot is van de goddelijke natuur44)
beseft dat de zondige natuur nog aanwezig is, en er dús altijd iets onwaarachtigs in
ons getuigenis is; al willen we nog zo graag waarachtig en waarheidsgetrouw zijn.
Dat maakt ons uiterst terughoudend om te claimen dat wij wél de waarheid in pacht hebben,
over welk thema dan ook; dus ook richting de overheid die soms duidelijk onbetrouwbaar is.
- Paulus: "een overste niet schelden"
Paulus gaat openlijk in de fout door de hogepriester voor "gewitte wand" uit te schelden.45
Zijn openlijke belijdenis is: "ik wist niet dat het de hogepriester was".46
Is de hogepriester niet opvallend genoeg gekleed, of ligt het aan een mogelijk gebrek
aan zijn ogen?47 We weten het niet.
Zijn belijdenis gaat verder: "want er staat geschreven: Van de overste van uw volk zult u geen kwaad spreken".
Paulus belijdt niet dat hij niet zou mogen schelden, maar dat het onjuist is om
een overste zo te betitelen.
De hogepriester is namelijk in functie en zit daar inderdaad om Paulus te beoordelen,
hoe onterecht zijn bevel ook is om Paulus op de mond te slaan.
In een vergelijkbare situatie zwijgt de Heer Jezus ...48
Beide situaties schetsen een beeld van de Heer Jezus dat ons helpt om uiterst terughoudend te zijn
in het beoordelen van de overheid.
Bovendien is in Nederland het staatsbestel zo ingericht dat de regering regeert en het parlement controleert.
In conflicten heeft uiteindelijk de Hoge Raad het laatste woord.
Het gedaalde vertrouwen in de overheid is heel begrijpelijk.
Daarmee komen we tot de kern van onze houding naar de overheid.
Juist de coronatijd was bij uitstek de gelegenheid om meer te bidden dan te zingen.
Het behoort tot onze opdrachten om te bidden voor de overheid, zelfs 'allereerst'51,
misschien dus wel belangrijker dan alle andere gebedsonderwerpen!
Waarom is dat zo belangrijk?
Vaak wordt gedacht dat wij moeten bidden voor de bekering van bewindslieden en andere gezagsdragers.
Dat is natuurlijk ook goed, en hopelijk verhoort God zulke gebeden ook.
Maar dat is niet het argument van Paulus.
Zo'n gebed is belangrijk "opdat wij een rustig en stil leven leiden in alle godsvrucht en eerbaarheid".52
Dat betekent niet dat wij bidden om een comfortabel leventje, maar dat ons leven wordt gekenmerkt
door 'godsvrucht en eerbaarheid'. Net als bij de Heer Jezus!
Dát leven kan God gebruiken! Zo'n getuigenis is
"goed en aangenaam voor God, onze Heiland, die wil dat alle mensen behouden worden en
en tot kennis van de waarheid komen".53
Waar zijn de bidstonden?
Waar klinkt de onvervalste evangelieboodschap?
Waar komen mensen tot bekering?
Waar worden gelovigen opgebouwd in Gods waarheid?
Salomo schildert de Wijsheid als een roepende persoon:
"Boven op de hoogten aan de weg, daar, waar de paden samenkomen, is zij gaan staan".54
In de volgende verzen roept zij belangrijke voorwaarden om wijs te worden, om dan vanzelf uit te komen bij
Iemand "Die een Lievelingskind bij Hem was".55
Het is één van de mooiste beschrijvingen in het Oude Testament van de Heer Jezus.
Hij is de ware Wijsheid.
Alleen bij Hem vinden we 'de wijsheid van boven'56; in de woorden van Jakobus:
"De wijsheid die van boven is, is in de eerste plaats rein, vervolgens vreedzaam,
inschikkelijk, gezeglijk, vol barmhartigheid en goede vruchten, onpartijdig, ongeveinsd.
De vrucht van de gerechtigheid nu wordt in vrede gezaaid voor hen die vrede maken".